Hans van der Meer maakte eind jaren 90 de overstap van snijbloemen, waarmee zijn kwekerij helemaal overging op potplanten. Inmiddels zijn hij en zijn vrouw al weer heel wat jaren gespecialiseerd in één bepaalde potplant: de astilbe.
“De planten bloeien in week 9 en het seizoen loopt af rond week 36. Dan zijn we drie maanden lang helemaal leeg. Dat geeft ons de kans om lang op vakantie te gaan.” Dat laatste was een van de redenen om voor de astilbeteelt te kiezen – al zitten Van der Meer en zijn vrouw niet helemaal stil als de teelt stilligt.
Op zoek naar sterkere cultivars
De tijd dat er geen planten op de kwekerij staan, besteden Van der Meer en zijn vrouw – en zijn twee zoons, die inmiddels ook klaarstaan om hem op te volgen – aan onderhoud en veredeling. “Daarbij zijn we vooral op zoek naar nieuwe vormen, maar ook hardere planten die kouder geteeld kunnen worden. Zo hoeven we minder te stoken en heeft ook de consument plezier van een plant die langer bloeit en minder water nodig heeft.”
Weerbaar telen is ook van belang bij zowel veredeling als teelt: “Samen met Delphy kijken we hoe we met schimmels om kunnen gaan. We moeten weerbaarder telen.” Niet alleen schimmels zijn daarbij een probleem, ook de luis speelt de astilbe parten. “We gebruiken al minder middelen dankzij de inzet van sluipwespen, maar klanten uit landen als Noorwegen tolereren geen beestjes. Daarom lukt het nog niet om 100 procent chemievrij te telen, al zouden we dat natuurlijk het liefste wel doen.”
Terugleveren via zonnepanelen
Biologische bestrijding is niet de enige duurzame maatregel die de kwekerij heeft genomen. Sinds 2015 liggen er zonnepanelen op het dak. “Daarmee wekken we op wat we verbruiken en leveren we extra stroom terug aan het net.” Met de salderingsregeling die onder druk staat, is Van der Meer echter op zoek naar alternatieven, waarbij hij wel de zonnepanelen kan behouden. “We zijn ons nu aan het oriënteren op een robuuste accu, waarmee we zelf de extra stroom op kunnen slaan.”
Steeds meer registreren voor meer inzicht
Van der Meer is een van de eerste MPS-deelnemers. “Het was toen, een jaar of dertig geleden alweer, echt een eyeopener voor veel kwekers, maar ik vond het meteen al interessant. Toen werd al veel geregistreerd in de teelt, nu nog veel meer. Qua administratie is dat soms intensief, maar de controles en audits zijn goed te plannen. Alles bij elkaar juich ik MPS-certificering van harte toe.”
Van der Meer zou wel graag zien dat er nóg meer geregistreerd kan worden via MPS. “Retailers komen vaak met extra specifieke eisen, bijvoorbeeld over de recyclebaarheid van folie, hoezen, steeketiketten en dergelijke. Het zou goed zijn als MPS daarover in gesprek zou gaan met retailers. Ook kijken we reikhalzend uit naar de stappen die gezet worden richting het meten en registreren van de footprint van sierteeltbedrijven.”