Multiflower werd in 1995 opgericht. Samen met twee mede-eigenaren staat Tjerk Scheltema sinds het jaar 2000 aan het roer van de Tanzaniaanse leverancier van bloemstekken en zaden. Met zijn team, dat uitsluitend uit lokale medewerkers bestaat, produceert Scheltema zaden en zowel bewortelde als onbewortelde stekken van lavendel (voor Gebr. Van der Salm), Franse geraniums (voor Hendriks Young Plants), kalanchoë en Schlumbergera (voor Kwekerij Lankhaar) en Spathiphyllum (voor Van der Voort Young Plants). Daarnaast levert Multiflower diverse bloemzaden die onder contract worden geproduceerd bij 3000 kleinere boeren. Maar het is met name de derde bedrijfsactiviteit die in het oog springt: de productie van roofmijten, schimmels en bacteriën voor biologische bestrijding.
De interesse in biologische gewasbescherming begon tien jaar geleden, vertelt Scheltema. “Mijn vrouw en dochter waren geschokt over het chemicaliëngebruik in de sector: ‘Of je stopt met chemie, of je zoekt een andere baan’, zeiden ze. Zelf zag ik ook wel in dat het eigenlijk anders moest: we hebben 350 mensen in dienst en naast ons bedrijf zit een school. Omwille van die mensen moet je eigenlijk helemaal geen chemie gebruiken.”
Ruwe diamanten
Die uitspraak tekent de manier waarop het bedrijf met zijn mensen omgaat. “Toen ik het bedrijf in 2000 overnam van mijn collega, kwam al snel het besef dat we moesten omschakelen van een Nederlandse productiemanager naar zoveel mogelijk Tanzaniaans personeel. Expats gaan vaak na twee of drie jaar weg, maar Tanzanianen blijven veel langer als je ze goed opleidt en goed voor ze zorgt.”
Scheltema omschrijft zijn mensen als ‘ruwe diamanten’. “Je moet ze ‘polishen’ en dan gaan ze vanzelf ‘shinen’, zolang je ze het vertrouwen geeft.” Dat vertrouwen gaat ver: Scheltema doet operationeel weinig zelf. “De mensen nemen zelf beslissingen – elke week is één van de lokale managers de duty manager die dan het bedrijf runt in die week en overal verantwoordelijk voor is.”
Scheltema is uiteraard wel betrokken bij zijn mensen. “Bij geboortes en begrafenissen ga ik langs. Het gaat erom dat je goed voor je mensen zorgt, ze gemotiveerd houdt en ook vooral met veel respect behandelt.” Dat doet het bedrijf onder andere door medische voorzieningen te bieden voor het hele gezin, een school voor de kinderen van werknemers, sportclubs, een toneelclub, een ondernemingsraad en vele cursussen. Al die initiatieven lijken succesvol: het verloop is laag, de meeste mensen werken al 15 of 25 jaar voor het bedrijf. “Daardoor blijft kennis en ervaring behouden en is er weinig sprake van kwaliteitsschommelingen.”
Een ‘dierentuin’ van biologische bestrijders
Die goede zorgen voor de mensen leidden, zoals gezegd, ook tot het besluit om in te zetten op biologische gewasbescherming. Daarbij was het bedrijf vooral op zichzelf aangewezen. “Inkopen en importeren van biologie bleek lastig in Tanzania. We hebben daarom geleerd om zelf roofmijten te produceren, maar dat was slechts de eerste stap in het proces. Inmiddels produceren we ook schimmels, bacteriën en bio-extracten, en verwijderen en vangen we veel insecten weg.”
Met de ervaring die Multiflower heeft opgedaan in biologische gewasbescherming, helpt het bedrijf ook anderen. “Voor ons is die omschakeling naar telen zonder chemie een gamechanger geweest. Vanuit de Tanzaniaanse journalistiek en politiek hebben we veel aandacht gekregen voor onze manier van werken. Collega-telers zagen dat en wilden dat toen ook. Hen geven we mee: stop met spuiten en gebruik biologie vooral preventief om te voorkomen dat er problemen in het gewas komen. Gevolg is wel dat er vaak vele verschillende goede en slechte insecten aanwezig zijn en de kas soms een beetje op een dierentuin lijkt. Maar door de aanwezige biologie is er een goede natuurlijke balans waardoor de aanwezige slechte insecten voor minimale problemen zorgen.”
Die ‘dierentuin’ aan beestjes in de kas kan op zich geen kwaad. “Maar helaas zijn er enkele landen waar we heen exporteren zoals Japan en VS waar partijen gefumigeerd of vernietigd moeten worden als er ook maar een enkel insect door de inspectie gevonden wordt. We hebben zelfs meegemaakt dat dit ook moest gebeuren toen er nuttige insecten zoals roofmijten werden gevonden. Aanvankelijk gebruikten we nog wat chemie om dat te voorkomen, maar nu zoeken we gewoon de stekken voor de VS en Japan met de hand uit om te voorkomen dat er insecten meegaan.”
Meer testen, creatief denken
Scheltema en zijn team zijn intrinsiek gemotiveerd om biologisch te telen – extra aanmoediging van instanties als MPS hebben ze niet direct nodig. “Maar we leveren wel trouw onze cijfers in en kijken of we iets kunnen met de ideeën die MPS aandraagt. Daarbij vind ik wel dat er meer mag worden getest op gewasbeschermingsresten. Met aangeleverde lijstjes kan in theorie immers worden gesjoemeld; met testen kan dat niet.”
Verder ziet Scheltema een rol voor MPS in het versnellen en vergemakkelijken van de omschakeling van chemie naar biologisch. “Deze omschakeling is een must voor onze sector om ons imago natuurlijk en zuiver te maken en houden. Mensen moeten blij worden van bloemen en zich niet afvragen hoeveel chemie erop gespoten is. We moeten niet afwachten totdat politiek en milieuorganisaties ons meer gaan ‘aanpakken’. We moeten zelf het initiatief nemen. Mijn vrouw is stewardess geweest en heeft nog meegemaakt dat er gerookt werd in het vliegtuig. Dat vinden we nu onbegrijpelijk en te gek voor woorden. Hopelijk gaan we dit ook in de toekomst over chemie in de landbouw zeggen,” zegt Scheltema.
“Biologisch telen houdt vaak in dat gewassen niet 100 procent vrij zijn van insecten. De grote inkopers en de retailmarkt keuren partijen nog wel eens af als er ‘iets’ gevonden wordt. Dit zou anders moeten en juist het vinden van een insect is een goed teken, want dan is er waarschijnlijk niet gespoten. Vaak horen we ook van consumenten dat ze het niet erg vinden als ze wat insecten of schade op planten zien. Ook is het kopen van biologie voor tuinders erg duur in Nederland en registratie van biologie is een traag en duur proces. Hierdoor zijn er waarschijnlijk weinig leveranciers. Meer leveranciers betekent meer concurrentie en dan zullen de prijzen zakken. Wij maken alles zelf en het is echt niet zo moeilijk en duur. MPS zou hier een rol in kunnen spelen.”
Voor telers die net als Multiflower serieus aan de slag willen met biologische bestrijding, heeft Scheltema nog een boodschap: “Wil je biologisch telen, moet je anders denken. Je zult creatief moeten zijn: het is niet een kwestie van één middeltje, het is een totaalpakket. Dat klinkt misschien lastig, maar als je er eenmaal bent, breek je net als wij door de geluidsbarrière heen. Je kunt makkelijker telen, zonder schuldgevoel, en het gewas groeit veel beter.”