Aan de voet van de Kilimanjaro, Tanzania liggen drie kwekerijen: Bondeni Flowers (Bondeni main and Bondeni machame) en Michiru. Deze kwekerijen behaalden afgelopen maand hun eerste kwalificatie en dat was direct het hoogst haalbare: een MPS-A+. Hoe kregen zij dat voor elkaar?
Naast Bondeni Flowers en Michiru is een andere kweker in Tanzania die MPS-A+ gecertificeerd. Dit betekent dat zij in vergelijking met kwekerijen met hetzelfde soort teelt en teeltomstandigheden duurzaam produceren op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, energie en water. Kwekers zien op hun kwalificatie hoe zij het doen in vergelijking met collega-kwekers op deze vier onderwerpen. Zo kunnen zij kiezen voor de duurzamere optie op het gebied van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen. Met MPS-ABC wordt dus niet alleen het verbruik geregistreerd, maar wordt het productieproces ook duurzaam verbeterd.
Goed boeren
Bondeni Flowers en Michiru zijn beide partnerkwekerijen van Marginpar in Nederland waarvandaan de distributie verloopt. “Dat we direct een MPS-A+ kwalificatie hebben behaald, is geen toeval. We kiezen bewust voor de middelen die binnen MPS-ABC gezien worden als minder schadelijk. We gebruiken vooral de zogenoemde groene middelen en de oranje middelen in mindere mate. MPS-ABC helpt ons dus in de keuze tussen gewasbeschermingsmiddelen”, vertelt Wiebe Berkhout, manager bij Marginpar in Tanzania. “Daarnaast gebruiken we waar mogelijk geen neonicotioniden meer, omdat deze bijen kunnen doden. We laten bloemen ook bewust groeien voor bijen. Inmiddels zijn daardoor duizenden bijen te vinden op de kwekerij. Dat is goed voor het ecosysteem. Uiteindelijk willen we een bijenkast neerzetten en zelf bijen houden.”
Als partnerkwekerijen van Marginpar hebben we ons gecommitteerd aan FSI 2025 en zijn Bondeni Flowers en Michuru naast MPS-ABC bezig met het behalen van het MPS-GAP en MPS-SQ certificaat. Berkhout: “Het is voor ons belangrijk te laten zien dat we de bloemen op een milieuvriendelijke en sociaal verantwoordelijke manier telen. Zo kunnen we laten zien dat we goed boeren en we onze mensen en de omgeving goed behandelen.” Berkhout zette in 1994 voet in Tanzania als ontwikkelingswerker. Na drie jaar maakte hij de overstap naar het bedrijfsleven.
De neemboom
Op de kwekerijen aan de voet van Kilimanjaro werken zo’n 900 mensen. Bondeni Flowers en Michiru zijn beide gespecialiseerd in de teelt van de snijclematis. Deze bloem gedijt goed aan de voet van de Kilimanjaro. Het is er overdag en ’s nachts warm en de hoogte is precies goed. Bovendien is er voldoende water. De Pangani rivier stroomt van de Kilimanjaro naar de Indische oceaan. De kwekerijen mogen een bepaald aantal kuub afnemen per uur wat wordt gecontroleerd door de Pangani River Basin Board. Berkhout vertelt: “Water wat op de kwekerij is gebruikt vangen we op in een put. We filteren de vervuilende spullen eruit voordat het terug de grond in gaat.”
Het is voor ons belangrijk te laten zien dat we de bloemen op een milieuvriendelijke en sociaal verantwoordelijke manier telen
Het liefst zou Berkhout ook biologische bestrijding gebruiken. Want waarom zou je chemie gebruiken als het ook biologisch kan? “Maar helaas is het nog lastig om in Tanzania volledig gebruik te maken van biologische bestrijding”, vertelt Berkhout. “De vergunning voor het importeren van de beestjes is lastig te verkrijgen. Wel gebruiken we anderen biologische middelen, zoals neem.” Dit middel komt van de neemboom, dit is een tropische boom die in West-Afrika groeit. Het werkt afwerend tegen bijvoorbeeld schimmels, spint en mijten.
Berkhout heeft nog genoeg ideeën voor de toekomst. Ledverlichting, zonnepanelen en biologische bestrijding staan allemaal nog op zijn lijstje. Maar het bijzonderste is misschien wel de Kaizen methode. “Dit is een Japanse management cultuur waarbij vertrouwen belangrijk is”, vertelt Berkhout. “Hierbij wordt de verantwoordelijkheid meer neergelegd bij de werknemers. De werknemer denkt zelf mee over processen. Er wordt gereflecteerd op wat er is gedaan en hoe dit beter kan. Zo leer je van je fouten. Bovendien is er minder sprake van hiërarchie. Zo wordt het werk leuker en interessanter.”